Ik wil mijn cursisten digitale opdrachten geven, thuis en in de klas

Digitale mini-opdrachten leren je cursisten om ook buiten de klas Nederlands te leren, oefenen en gebruiken. Voor sommige cursisten helpen deze opdrachten ook om hun digitale vaardigheden te versterken. Je leest hier welke soort opdrachten je kan meegeven en hoe je dit als lesgever best begeleidt.

2020 02 13 HVHN Patatitips Raisa VDM 23

Vijf soorten opdrachten


  • Een leesopdracht op een website, bijvoorbeeld de uurregeling opzoeken op belgiantrain​.be of gepaste kledij zoeken op deze oefenwebsite.
  • Een filmpje bekijken van een dialoog die cursisten ook zelf moeten kunnen voeren (enkele voorbeelden).
  • Een filmpje of foto bekijken met authentieke input: bijvoorbeeld op Nedbox of een Youtube-filmpje.
  • Een doe-opdracht: een foto nemen en posten, een gesprekje voeren en opnemen, een sms sturen.
  • Leeropdracht: Bekijk een powerpoint met woordenschat of oefen een Quizlet-set.


Hoe integreer ik deze opdrachten doordacht in mijn lessen? 

  • Hier een voorbeeld hoe de afwisseling tussen klassikale opdrachten en individuele opdrachten, in de klas of thuis, er kan uitzien (een blended wave).
Stel jezelf volgende vragen:
  • Geef je deze opdracht klassikaal? Doen de cursisten deze opdracht zelfstandig, maar wel nog in de klas? Doen de cursisten deze opdracht zelfstandig tijdens een langere pauze? Doen de cursisten deze opdracht thuis? 
  • Geef je deze opdracht om cursisten nieuwsgierig te maken naar de lesinhoud? 
  • Geef je deze opdracht om cursisten iets te laten herhalen? 
  • Geef je deze opdracht ook om te werken aan zelfsturende vaardigheden? (Zelfsturende vaardigheden = cursisten kunnen gedachten, gedrag en emoties sturen om een doel te bereiken)


Blended2

Hoe krijg ik mijn cursisten zover dat ze deze opdrachten écht maken, ook thuis? 

  • Cursisten zijn overtuigd van de meerwaarde
  • Cursisten voelen dat de lesgever dit belangrijk vindt. Je besteedt als lesgever dus voldoende tijd aan de voorbereiding en nabespreking. 
  • Cursisten voelen zich competent om de opdracht uit te voeren. 
  • Bouw regelmaat en consequentie in (bv. elke week één opdracht).


NT2-lesgever K. geeft haar cursisten wekelijks de opdracht om een filmpje thuis te bekijken. Bijna alle cursisten doen dit. Wat is haar aanpak? 

  • Consequente aanpak. Cursisten weten op welk lesmoment, bijvoorbeeld elke donderdagvoormiddag, er gepraat zal worden over de filmpjes die ze thuis bekijken. Het is een ritueel. 
  • Geef het tijd om te groeien. De eerste keer dat K. deze opdracht meegeeft in een module, hebben zeker niet alle cursisten het gedaan. K. vraagt dan wel aan elke cursist vriendelijk Waarom heb je het niet gedaan?’ en maakt duidelijk dat ze oprecht nieuwsgierig is en een uitgesproken antwoord verwacht. Deze aanpak komt telkens terug en moedigt cursist aan om de opdracht toch uit te voeren. 


NT2-lesgever A. ontwikkelde een aanpak om haar cursisten van 2.1 verlengd te laten werken met een Nedbox-portfolio. Bijna alle cursisten doen dit. Wat is haar aanpak? 

  • A. neemt voldoende tijd om cursisten vertrouwd te maken met de website en met filmpjes bekijken in het Nederlands.
  • Ze geeft veel gewicht aan deze opdrachten, ze herinnert de cursisten er vaak aan (ook in hun gedeelde WhatsApp groep) en het portfolio maakt deel uit van de eindevaluatie. 
  • A. geeft op drie momenten in haar module de opdracht om thuis naar een filmpje te kijken. Ze trekt daarna telkens bijna een volledige les uit om de filmpjes na te bespreken. 
  • Ze doet dit door eerst klassikaal een padlet te maken — tijdens de les — waarin cursisten de drie belangrijkste woorden + afbeelding van hun filmpje in de padlet zetten. Die woorden bespreken ze klassikaal. 
  • Nadien gaan de cursisten in groepjes zitten en vertellen over hun filmpjes aan de hand van de Padlet. Als slot bekijken ze van elk groepjes 1 filmpje klassikaal. 


Mijn cursisten zijn het niet gewoon om zelfstandig te werken en vaak ook niet zo digitaal vaardig. Hoe pak ik dit aan? 

  • Start met kleine klassikale opdrachten in de klas op de smartphone van de cursisten. 
  • Evalueer hoe gemakkelijk je cursisten digitale opdrachten uitvoeren. 
  • Gebruik deze oefenwebsites (kledij, karweitjes, immo) als tussenstap naar echte websites. 
  • Toon en benoem expliciet strategieën die cursisten kunnen gebruiken. 
  • Heb je af en toe klassikaal geoefend? Bouw dan momenten in waar cursisten zelfstandig werken en jij als lesgever bewust niet helpt. 
  • Bespreek de opdrachten na. Dit kan ook in een contacttaal. Heb je de opdracht gemaakt?’ Was het gemakkelijk?’ Was het leuk?’ Had je een probleem? Wat heb je dan gedaan?

Welke strategieën kan ik expliciet benoemen en trainen? 

  • Cognitieve vaardigheden: je toont en benoemt als lesgever expliciet wat je doet. Bijvoorbeeld: nauwkeurig kijken Is dit een artikel of een filmpje?’, selecteren, bv. bij het gebruik van een filter of vergelijken, bv. twee producten vergelijken.
  • Affectieve strategieën: Ik heb niet veel begrepen van dit filmpje, maar ik heb wel een nieuw woord geleerd.’ (cursisten kunnen zichzelf aanmoedigen) of Dit filmpje is interessant voor mij, ik ga het nog eens bekijken’ (cursisten kunnen zichzelf motiveren en aanmoedigen).
  • Receptieve strategieën: cursisten leren gebruik maken van visuele elementen, titels om zich te oriënteren, cursisten leren efficiënt vertaalapps gebruiken. 
  • Hulpstrategieën: cursisten benoemen wanneer ze iets niet begrijpen en formelen een vraag Ik begrijp dit niet goed. Kan je me helpen?