Ga verder naar de inhoud

Ik wil mijn cursisten kleine digitale opdrachten geven, thuis en in de klas

Digitale mini-opdrachten leren je cursisten om ook buiten de klas Nederlands te leren, te oefenen en te gebruiken. Voor sommige cursisten helpen deze opdrachten ook om hun digitale vaardigheden te versterken. Je leest hier welke soort opdrachten je kan meegeven en hoe je dit als lesgever best begeleidt. 

Vijf soorten opdrachten

  • Een leesopdracht op een website, bijvoorbeeld de uurregeling opzoeken op belgiantrain.be of gepaste kledij zoeken op deze oefenwebsite
  • Een filmpje bekijken van een dialoog die cursisten ook zelf moeten kunnen voeren (enkele voorbeelden).
  • Een filmpje of foto bekijken met authentieke input: bijvoorbeeld op Nedbox of een YouTube-filmpje.
  • Een doe-opdracht: een foto nemen en posten, een gesprekje voeren en opnemen, een sms sturen.
  • Een leeropdracht: Bekijk een powerpoint met woordenschat of oefen een Quizlet-set. 

Hoe integreer ik deze opdrachten doordacht in mijn lessen?

Een voorbeeld hoe de afwisseling tussen klassikale opdrachten en individuele opdrachten, in de klas of thuis, er kan uitzien (een blende wave). 

Stel jezelf volgende vragen:

  • Geef ik deze opdracht klassikaal? Doen de cursisten deze opdracht zelfstandig, maar wel nog in de klas? Doen ze deze opdracht zelfstandig tijdens een langere pauze? Doen ze deze opdracht thuis?
  • Geef ik deze opdracht om cursisten nieuwsgierig te maken naar de lesinhoud?
  • Geef ik deze opdracht om cursisten iets te laten herhalen?
  • Geef ik deze opdracht ook om te werken aan zelfsturende vaardigheden? (Zelfsturende vaardigheden = cursisten kunnen gedachten, gedrag en emoties sturen om een doel te bereiken) 

Hoe krijg ik mijn cursisten zover dat ze deze opdrachten écht maken, ook thuis?

  • Cursisten zijn overtuigd van de meerwaarde
  • Cursisten voelen dat de lesgever dit belangrijk vindt. Je besteedt als lesgever dus voldoende tijd aan de voorbereiding en nabespreking.
  • Cursisten voelen zich competent om de opdracht uit te voeren.
  • Bouw regelmaat in, bijvoorbeeld elke week één opdracht.  

Karlien (CVO Lethas) geeft haar cursisten NT2 wekelijks de opdracht om een filmpje thuis te bekijken. Bijna alle cursisten doen dit. Wat is haar aanpak? 

  • Regelmaat: cursisten weten op welk lesmoment, bijvoorbeeld elke donderdagvoormiddag, er gepraat zal worden over de filmpjes die ze thuis bekijken. 
  • Tijd om te groeien. De eerste keer dat Karlien een opdracht geeft voeren niet alle cursisten die uit. Karlien vraagt dan wel aan elke cursist vriendelijk 'Waarom heb je het niet gedaan?' en maakt duidelijk dat ze nieuwsgierig is, maar wel een uitgesproken antwoord verwacht. Deze aanpak komt telkens terug en moedigt de cursist aan om de opdracht toch uit te voeren. 

Anne (CVO Brussel) ontwikkelde een aanpak om haar cursisten van 2.1 verlengd te laten werken met een Nedbox-portfolio. Bijna alle cursisten doen dit. Wat is haar aanpak?

  • Ze neemt voldoende tijd om cursisten vertrouwd te maken met de website en met video's bekijken in het Nederlands.
  • Ze geeft veel gewicht aan deze opdrachten, ze herinnert de cursisten er vaak aan (ook in hun gedeelde WhatsAppgroep) en het portfolio maakt deel uit van de eindevaluatie.
  • Ze geeft op drie momenten in haar module de opdracht om thuis naar een filmpje te kijken. 
  • Nadat de cursisten thuis naar een filmpje gekeken hebben, kiest Anne voor elke filmpje drie sleutelwoorden die ze klassikaal bespreken. Nadien toont Anne de titels van de filmpjes en het eerste beeld. Cursisten moeten dan raden welke sleutelwoorden bij welke filmpjes passen. 
  • Daarna gaan de cursisten in groepjes zitten en vertellen over hun filmpjes aan de hand van hun sleutelwoorden. Tot slot bekijken ze van elk groepje 1 filmpje klassikaal. 

Mijn cursisten zijn het niet gewoon om zelfstandig te werken en vaak ook niet zo digitaal vaardig. Hoe pak ik dit aan?

  • Start met kleine klassikale opdrachten in de klas op de smartphone van de cursisten.
  • Evalueer hoe gemakkelijk je cursisten digitale opdrachten uitvoeren.
  • Gebruik oefenwebsites over kledij, karweitjes, immo als tussenstap naar echte websites.
  • Toon en benoem expliciet strategieën die cursisten kunnen gebruiken.
  • Heb je af en toe klassikaal geoefend? Bouw dan momenten in waar cursisten zelfstandig werken en jij als lesgever bewust niet helpt.
  • Doe een nabespreking van de opdrachten: “Heb je de opdracht gemaakt? Was het gemakkelijk? Was het leuk? Had je een probleem? Wat heb je toen gedaan?”. Dit kan eventueel ook in een contacttaal. 

Welke strategieën kan ik expliciet benoemen en trainen?

  • Cognitieve vaardigheden: je toont en benoemt als lesgever expliciet welke cognitieve functies je gebruikt. Bijvoorbeeld: 
    • Nauwkeurig kijken, 'Is dit een artikel of een filmpje?' 
    • Selecteren, bv. bij het gebruik van een filter. 
    • Vergelijken, bv. twee producten vergelijken op een website.
  • Affectieve strategieën:  
    • Cursisten kunnen zichzelf aanmoedigen: “Ik heb niet veel begrepen van dit filmpje, maar ik heb wel een nieuw woord geleerd.”  
    • Cursisten kunnen zichzelf motiveren en aanmoedigen: “Dit filmpje is interessant voor mij, ik ga het nog eens bekijken.” 
  • Receptieve strategieën:  
    • Cursisten leren visuele elementen of titels gebruiken om zich te oriënteren.
    • Cursisten leren efficiënt vertaalapps gebruiken.
  • Hulpstrategieën:  
    • Cursisten benoemen wanneer ze iets niet begrijpen en formuleren een vraag: “Ik begrijp dit niet goed. Kan je me helpen?”