Ondersteun de transfer tussen ‘dagelijkse taal’ en ‘vak-of schooltaal’.
Een cursist leert vak- of schooltaal omdat hij ze linkt aan woorden uit zijn dagelijkse taalgebruik. Voor de ene cursist is die dagelijkse taal het Nederlands, voor de andere een andere taal. De tweede cursist moet dus eerst een koppeling leggen naar zijn moedertaal om daarna te vertalen naar het Nederlands.
Om dat ‘koppelproces’ te ondersteunen, laat je je cursisten het best samenwerken. Het helpt hen om nieuwe vaktermen en concepten te gebruiken, te verwerken en toe te passen. Zo gaan ze verder dan gewoon ‘begrijpen’.
Voor die samenwerking, selecteerden we een aantal werkvormen:
Verdeel je klas in groepjes en geef elke cursist een nummer. Maak duidelijk dat je na de opdracht een willekeurig nummer naar het antwoord zal vragen.
Het nummer dat je aanwijst, vertegenwoordigt met zijn antwoord de hele groep. Zo zorg je ervoor dat al je cursisten deelnemen aan het overleg en de opdracht mee uitvoeren. Elk groepslid moet erover waken dat iedereen alles begrijpt.
Cursisten A en B moeten samen een opdracht uitvoeren. Maar A heeft info die bij B ontbreekt en andersom. Zo kennen cursisten A en B bijvoorbeeld elk een deel van de kenmerken van een democratie. Om alle kenmerken op te lijsten, moeten ze samenwerken.
Een variant: cursist A krijgt de instructies voor de bereiding van een groentesoep. Cursist B krijgt die aanwijzingen niet. A geeft B instructies, B voert die uit en stelt extra vragen. A geeft bijkomende uitleg en vraagt extra info aan de docent als dat nodig is.
Reageer op taalfoutjes die je cursisten maken
Via feedback op taalfoutjes, kan je het denkproces van je cursisten stimuleren. Taalleerders horen die foutjes vaak niet. Nochtans is het voor het leerproces belangrijk dat ze zich ervan bewust zijn. We geven je een aantal tips om constructieve en positieve feedback te geven:
- Geef feedback vanuit de ik-vorm
Een voorbeeldje: ‘Je spreekt de lettercombinatie ‘sch’ niet goed uit’ komt misschien hard aan. Maak ervan ‘Ik hoor dat je de lettercombinatie ‘sch’ niet correct uitspreekt. Daardoor is het moeilijk om te begrijpen dat je over de school vertelt.’
Deze feedback is zachter. Hij zorgt ervoor dat je cursist je opmerking sneller accepteert en toepast.
Onthoud dat de vakinhoud centraal staat. Geef je cursist geen feedback voor de hele groep, maar neem hem even apart. Het is ook goed om impliciet te corrigeren.
Een voorbeeldje: ‘Ik heb mijn tekst dit weekend vanbuiten geleren!’ zegt je cursist. Jij kan bijvoorbeeld reageren met met: ‘Super dat je die helemaal geleerd hebt!’.
Op die manier verbeter je je cursist, zonder de fout expliciet te benoemen.
Zoek een balans tussen positieve en negatieve feedback.