Ga verder naar de inhoud

Ik wil gesprekken op de werkvloer voor­be­rei­den

Veel Brusselse cursisten leren Nederlands om een goede job te vinden of om met hun Nederlandstalige collega's gesprekken te voeren. Lees hier hoe je dat kan aanpakken: Welke gesprekken, belang van goede voorbeelden en spreekstrategieën, opdrachten buiten de klas en terugkijken op de spreekopdracht in de klas. 

Welke gesprekken?

Hoe kom je tot de concrete gesprekken die je cursist kan voeren op de werkvloer? 

STAP 1: Identificeer (samen met je cursist):
  • De context/sector van zijn of haar beroep. Dit geeft je een idee van woordenschat en frequente zinnen. 
  • In welke situaties deze gesprekken zullen plaatsvinden. (Aan de telefoon, tussen klant en bediende, aan het koffie-automaat ...) 
STAP 2: Beslis welke gesprekken prioriteit hebben.

Vraag feedback aan de cursist. Denk eraan, ook informele gesprekken zijn belangrijk. 

STAP 3: Maak het concreet. 

Schrijf verschillende soorten dialogen uit en maak eventueel van sommigen een opname.

TIP(S):
  • Geef bij elke cursist een voorbeeld van 'smalltalk'. Dit werkt ideaal als gespreksopener. 
  • Denk samen met de cursisten na op welke manieren je een gesprek kan 'openen' en 'afronden'.
  • Benoem welk soort gesprek de cursist inoefent. Bijvoorbeeld: smalltalk, telefoongesprek, naar beleving vragen, instructie geven, anekdote vertellen, ... Zo leg je makkelijk de link met de basiscompetenties. Je kan daarbij ook je cursisten laten samenwerken rond een soort gesprek, ook al hebben ze een andere job. 
Dialoog in het rusthuis 'Hoe is't?'

Goede voorbeelden

  • Cursisten leren veel als ze voldoende echte voorbeelden horen van het soort gesprek dat ze willen kunnen.
  • Geef je cursisten daarom de opdracht om als een spion sommige gesprekken af te luisteren en enkele woorden of korte zinnen te noteren. 
  • Leert je cursist nog maar net Nederlands? Focus op verstavaardigheid: 'Welke woorden kan je herkennen?'
  • Heeft je cursist niet onmiddellijk toegang tot een Nederlandstalige omgeving waar hij dit soort gesprekken hoort? Voer met een collega of familielid zelf het soort gesprek dat je cursist wil kunnen en neem het op (enkel audio of een filmpje).  

Gesprekken oefenen in de klas

 

  • Laat cursisten de dialoog heel vaak oefenen, verspreid over verschillende lessen. Is het de eerste keer dat cursisten deze dialoog oefenen? Zorg ervoor dat ze de uitgeschreven dialoog bij de hand hebben, maar benadruk dat ze dit niet letterlijk moeten volgen en vooral op de communicatie moeten focussen.
  • Bouw variatie in: 
    • met meerdere gesprekspartners, onder tijdsdruk, met muziek aan, met een gesprekspartner die dit gesprek nog niet inoefende, etc. 
    • de dialoog voeren met verschillende emoties: vriendelijk, gehaast, geërgerd (gebruik een dobbelsteen, elk getal is een emotie)
  • Oefen de volledige dialoog (of de frequente zinnen) in met koorspreken. Besteed daarbij vooral aandacht aan het zinsaccent en het woordaccent.
    • Zinsaccent? Welk woord wil je vooral benadrukken in je communicatie? Woordaccent? Waar ligt de klemtoon bij een woord van meer dan één syllabe?
  • Laat cursisten in duo's een audio- of video-opname maken van hun gesprek. Maak nieuwe groepjes en laat hen elkaars opname beluisteren. 

Spreekstrategieën

Train je cursisten om te gaan met struikblokken via spreekstrategieën. 

 

Spreekopdrachten buiten de klas

Herhaal voor elke cursist

  1. Startsituatie: In welke situatie en welk soort gesprek wil de cursist voeren op de werkvloer? (zie 'Welke gesprekken?')
  2. Spreekdurf: Benadruk herhaaldelijk dat het belangrijkste in de communicatie is 'ik begrijp jou' en 'jij begrijpt mij'. Dat het normaal is dat je fouten maakt, dat hoort erbij.
  3. Waar en met wie kan je Nederlands spreken? Neem hier tijd voor in de klas om dit concreet te maken.
  4. Terugkijken: Vertel hen dat je met hen zal terugkijken op de spreekopdrachten.

De opdrachten

Doel: De gesprekken die de cursisten binnen de klas hebben geoefend, naar de praktijk brengen. Het Nederlands gebruiken in échte situaties. 

  • lagere niveaus > spreekportfolio (fase 6. gesprek op de werkvloer)
    • Smalltalk aan het koffie-automaat.
    • De collega aan het onthaal begroeten. 
    • 'Smakelijk' zeggen tegen je collega's bij de lunch. 
    • ...
  • vanaf 2.3: complexere gesprekken vanuit de klas 

Aandachtspunten: 

  • Neem steeds per opdracht de tijd om concreet te maken waar en met wie ze gaan spreken
  • Begin klein (haalbaar en heel concreet)

Terugkijken in de klas

'We do not learn from experience. We learn from reflection on experience.' (John Dewey)

  • Terugkijken is het product en het proces evalueren. 

    Hoe was mijn aanpak? Ben ik tevreden met het resultaat? 

  • Terugkijken is ook reflecteren op gedrag en de toekomst. 

    Wat kan ik volgende keer beter doen? Wat moet ik nog leren? 

  • En bij terugkijken hoort ook het belonen van de inzet. (vb. een compliment geven)

 

Hoe terugkijken op een spreekopdracht? 

Cursisten vinden het vaak moeilijk om een spreekopdracht te doen. Door terug te kijken geef je er als docent 'gewicht' aan. Zie ook fase 7 van het spreekportfolio. 

Welke vragen kan je stellen?

  • Hoe is het gegaan? 
  • Wat vond je moeilijk/makkelijk?
  • Wat ging goed? Wat kon beter?
  • Hoe ga je het de volgende keer aanpakken? 

 

Als je dit graag via een werkvorm bevraagd, vind je hier enkele voorbeelden:

De drie G's (Geleerd, Gevoeld, Gedacht)

  • Vraag je cursisten om na te denken over de vraag: 'Wat heb je geleerd, gevoeld en gedacht?'
  • Laat hen op papier (of in een chat of mondeling) de vraag beantwoorden.
  • Zet een volgende stap door te vragen: 'Wat ga je doen met wat je geleerd hebt?'

De jubel (klap?)- en klaagmuur 

  • Geef iedere cursist twee post-its, van elke kleur één. Wat kan je vragen?
    • Op de ene post-it schrijven ze een tip en op de andere een top. ('tip' = dit kan beter, 'top' = dat was goed)
    • Op de ene post-it schrijven ze wat ze leuk vonden en op de andere wat ze minder leuk vonden. 
    • Op de ene post-it schrijven ze hun successen en op de andere hun uitdagingen. 
  • Vraag de cursisten de post-its op het bord te plakken. (1 kant is de jubel- en 1 kant de klaagmuur)

Een goed voornemen

  • Nodig: postkaarten
  • De cursisten kiezen een kaart die symbool staat voor een belangrijk inzicht dat ze hebben opgedaan.
  • Op de kaart schrijven ze een persoonlijke boodschap aan zichzelf met een goed voornemen om in de toekomst toe te passen.
  • Laat de cursisten in duo's kort aan elkaar vertellen wat ze hebben opgeschreven. 

Deze werkvormen en veel meer vind je in Borgesius, M. & Posthumus Meyjes, S. (2022). Focus op vut. Amsterdam: Boom.

Interessante literatuur

  • Verboog, M. (2018). NT2-cahier. Buitenschools leren. Amsterdam: Boom.
  • Borgesius, M. & Posthumus Meyjes, S. (2022). Focus op vut. Amsterdam: Boom.
  • Makaske, T. & Bos, N. (2022). De werksleutel. Bussum: Coutinho.