Terug naar overzicht

Franstalig personeel van Brusselse rusthuizen krijgt Nederlandse les

Franstalig personeel van 137 Brusselse rusthuizen krijgt Nederlandse les”. Dat kopte een nieuwssite enkele maanden terug. Het wekte mijn nieuwsgierigheid op. Is dat dan zo hard nodig? Hebben de verzorgers daar wel tijd voor? Willen ze dat überhaupt wel? Ik ging het hen zelf vragen tijdens een les Nederlands in woonzorgcentrum Arcade in Sint-Lambrechts-Woluwe. Met een groep, ik zeg het nu al, heel enthousiaste deelnemers. 

Nederlands leren geeft mij én de bewoners voldoening.

Ik stap de inkomhal van het woonzorgcentrum binnen en hoor meteen enkele stemmen uit een zaaltje komen. Moet ik hier zijn voor de lessen Nederlands?” vraag ik. Ja, c’est ici”, antwoordt Cécile. Zij is hoofdverpleegster en een van de 7 medewerkers van woonzorgcentrum Arcade die sinds september Nederlandse les krijgt. Elke week, op dinsdagnamiddag, in de lokalen van CVO Brussel. Maar om de zoveel weken ook in het rusthuis zelf. Lerares Esther komt hen vandaag in hun natuurlijke habitat opzoeken. Het fijne aan dit rusthuis is dat verschillende profielen de lessen volgen. De directeur, de verzorgers, het keukenpersoneel, … ze doen allemaal mee. Hun niveau is nog laag, beginnersniveau, maar aan motivatie geen gebrek”, vertelt ze.

Het fijne aan dit rusthuis is dat verschillende profielen de lessen volgen. De directeur, de verzorgers, het keukenpersoneel, … ze doen allemaal mee. Hun niveau is nog laag, beginnersniveau, maar aan motivatie geen gebrek.

Ze gaan van start. Hoe gaat het vandaag? Iedereen enthousiast?” vraagt Esther. Duidelijk wel, de groep heeft er zin in. Op de planning deze namiddag: cijfers en rekenen. Eerst een stukje theorie, daarna een stukje praktijk. Jullie weten dat we de cijfers in het Nederlands anders uitspreken dan in het Frans. We zeggen niet twintig-één maar wel éénentwintig. En ook niet twintig-vier maar wel?”, vraagt Esther. Ik voel wat aarzeling. Vierentwintig!”, zegt Martine, verpleegster. De groep roept om beurten de cijfers luidop, van 1 tot 30. De deelnemers moedigen elkaar aan en helpen elkaar als ze het juiste cijfer niet vinden. Die groepsdynamiek maakt Nederlands leren plezant”, zegt Loubna, kok in het woonzorgcentrum. De lessen zijn niet makkelijk, maar we motiveren elkaar. Het feit dat we dit samen kunnen doen maakt er een fijne namiddag van. We leren niet alleen Nederlands, we versterken ook ons samenhorigheidsgevoel. Alleen zou dit veel moeilijker zijn”, geeft ze toe. Théodore, verpleger, bevestigt dat: Ik wil Nederlands leren omdat ik in twee rusthuizen werk en er in beide rusthuizen zowel Nederlandstalige collega’s als bewoners zijn. Ik wil ook met hen kunnen spreken, hen kunnen begrijpen. Ik probeer er een aangenaam proces van te maken. Niet alleen hier maar ook thuis. Thuis oefen ik met mijn twee zonen en die vinden dat geweldig.”

Na het tellen leert de groep prijzen lezen. Hoe vraag je hoeveel iets kost in het Nederlands? En wat antwoord je dan? “€1,40 spreek je uit als één euro en veertig cent. €1,50 als één en een halve euro. En altijd euro, nooit euros”, legt Esther uit. De groep zet zich in groepjes van twee en leest een fictieve discussie in de winkel voor. Hoeveel kost een ananas? Hoeveel kosten de appels?”. Esther observeert en helpt hen op weg. 

Het woonzorgpersoneel leert niet alleen cijfers, er wordt tijdens de lessen ook gefocust op specifieke woorden die eigen zijn aan een woonzorgcentrum. Een heus opleidingstraject op maat, dat de Brusselse welzijnsinstelling Iriscare heeft uitgewerkt met het Huis van het Nederlands en het CVO Brussel voor 137 rust- en verzorgingstehuizen. Ze stapten allemaal in het traject met éénzelfde doel: zorgen dat bewoners, bezoekers én collega’s elkaar vlot kunnen begrijpen in het Nederlands. 

Verpleegster Martine voelt de impact van de lessen nu al: We hebben hier residenten die Nederlandstalig zijn. Ik begrijp steeds beter wat ze zeggen. Spreken en antwoorden in het Nederlands blijft moeilijk. Maar het feit dat ik hen nu al kan begrijpen geeft voldoening, niet alleen mij maar ook de bewoners”. Kok Loubna stelt haar menu’s nu op in de twee talen: Ervoor hingen we het weekmenu uit in het Frans, nu maken we tweetalige weekmenu’s. Dat zijn kleine dingen die een groot verschil maken.

Ervoor hingen we het weekmenu uit in het Frans, nu maken we tweetalige weekmenu’s. Dat zijn kleine dingen die een groot verschil maken.

De lessen beperken zich niet tot theorielessen alleen. Nee, het is de bedoeling dat de deelnemers via praktijkoefeningen met het Nederlands aan de slag gaan tijdens de werkuren. En dus organiseert het Arcade personeel vandaag een fruitmarkt” op de vierde verdieping van het woonzorgcentrum. Ze verkopen fruit aan de rusthuisbewoners, in het Nederlands uiteraard. De cijfers van daarnet komen dus meteen van pas. 

Appelen, peren, appelsienen, … alle gekende fruitsoorten staan te koop. En dat hebben de rusthuisbewoners geweten. Al snel komen twee vriendelijke bewoners snuisteren op de markt. Goeiedag”, zegt Nadia, polyvalent medewerker in het woonzorgcentrum. Welkom op de markt”, vult Cécile aan. Ze begeleiden de bewoners naar de fruitstanden en leren intussen van Esther de Nederlandse vertaling van alle fruitsoorten die ze te koop aanbieden. Une banane wordt een banaan, des poires worden peren, des oranges worden appelsienen. Er wordt lustig verkocht en de deelnemers doen hun best de prijzen zo goed mogelijk te vertalen. Esther kijkt tevreden toe. 

We zouden ons meteen opnieuw inschrijven.

Het nieuws gaat snel rond, want al snel vult de vierde verdieping zich met rusthuisbewoners die graag een stukje fruit komen kopen én vooral met eigen ogen willen zien wat daar allemaal aan de hand is. Een van de bewoners vertelt dat ze een Vlaamse moeder had die een aardig woordje Brugs kon. Doete e ké vo min”, was haar favoriete zinnetje vertelt de bewoonster. Excusez-nous?”, antwoorden de bewoners. Doe dat een keer voor mijin het Brugs dialect”, legt de bewoonster uit. Een andere bewoonster is een echte Brusselse en roept Oe lawate?”. Opnieuw een aantal vragende gezichten in de zaal. Hoe laat in het Brussels”, zegt de bewoonster. Zelfs Nederlandstaligen zouden twee keer moeten nadenken bij zoveel dialect, laat staan beginners. Maar het zorgt wel voor gelach en plezier op de fruitmarkt.

De bewoners keren terug met hun fruitzakjes, Esther overloopt met de groep de namiddag. Wat vonden ze ervan? Wat hebben ze geleerd? Welke woorden kenden ze nog niet? Une balance”, hoor ik. Een weegschaal!”. Ik ben onder de indruk van de groepsdynamiek en de wil van de groep om het Nederlands onder de knie te krijgen. We zouden ons meteen opnieuw inschrijven”, concludeert Théodore. En dat lijkt me meer dan gemeend. Ik rij met een goed gevoel naar huis en kom hier graag over een jaar nog eens kijken. Beginners zijn ze tegen dan ongetwijfeld niet meer. Doe zo voort!


Terug naar overzicht
Deel dit verhaal