Ik wil werken met een spreekportfolio

Met een spreekportfolio geef je je cursisten mini-opdrachten buiten de klas om zoveel mogelijk reële spreekkansen te benutten. Je leest hier hoe je dat aanpakt. 

Wat is een spreekportfolio?

De focus van dit portfolio ligt op het gebruiken van spreekstrategieën en frequente zinnen buiten de klas:

  • 6 mini-opdrachten buiten de klas
  • frequente zinnen
  • spreekstrategieën
  • teaching to the practice
  • gewicht’ (onderdeel van de mondelinge eindevaluatie)
  • voor de modules 1.1, 1.2 en 2.1

Waaruit bestaat het portfolio precies? 

  • Het portfolio bestaat uit 7 fasen die stilaan uitdagender worden. Aan de eerste 6 fasen koppelen we een opdracht die cursisten buiten de klas uitvoeren. 
  • Je bent als lesgever uiteraard vrij om een andere opbouw te kiezen of een selectie van opdrachten te maken. 
  • Hou er rekening mee dat elke fase tijd vraagt. Om ruimte te maken voor dit portfolio zal je dus keuzes moeten maken.
  • Hier vind je het spreekportfolio in Word.

Hoe introduceer je het spreekportfolio bij je cursisten?

  • Waar wil jij graag Nederlands spreken?’
  • Une langue ne s’apprend pas seulement en classe, mais aussi en l’utilisant en dehors de la classe.’
  • That’s why this speaking portfolio is also part of your oral final evaluation. It’s going to be fun and interesting! You’ll see!’

Waarom werken met een spreekportfolio? 

  • Ga in gesprek met je cursisten over het belang van een taal écht te gebruiken, ook buiten de klas. 
    • Een taal leren is zoals autorijden. Je oefent vanaf de start buiten de klas.
    • Je kan dit gesprek voeren in een contacttaal. 

Waar en met wie kan een cursist Nederlands spreken?

  • Bespreek met je cursisten welke gesprekken ze graag willen kunnen in het Nederlands, waar en met wie ze Nederlands kunnen spreken. 
  • Moedig cursisten aan om dit zo concreet mogelijk te maken voor hun situatie. 
  • Wijs cursisten erop dat ze de korte gesprekjes uit het spreekportfolio ook kunnen oefenen met vrienden of familie die geen of weinig Nederlands spreken. 

Geef gewicht’ aan het spreekportfolio

  • Voor cursisten is het nieuw om deze kleine spreekopdrachten buiten de klas uit te voeren. Toon dat je dit belangrijk vindt door na elke buitenschoolse opdracht voldoende terug te koppelen. Soms heb je meerdere feedbackmomenten’ nodig om cursisten aan boord te krijgen, maar we weten uit ervaring dat het loont om hier consequent op terug te komen. 
  • Vraag cursisten om audio-opnames te maken van hun gesprekjes. Heb je een WhatsApp-groep met je klas? Dan kunnen cursisten die daar posten. Of je kan ervoor kiezen om tijdens de terugkoppeling je cursisten in groepjes naar elkaars opname te laten luisteren. 
  • Laat het spreekportfolio deels meetellen in de mondelinge eindevaluatie. 
  • Hou eventueel voor jezelf en voor de cursisten bij in een Excel wie welke opdrachten uitvoerde na elk feedbackmoment. 

Fase 1: connecteren via een mini-dialoog

  • Goeiemorgen
  • Hoe is t?
  • Goed. En met jou? 
  • Ook goed. Mooi weer hé.
  • Nog een fijne dag hé!

Waarom hierop oefenen?

Dit is de meest basale vorm van connectie maken met bekenden en onbekenden. Heel veel van onze dagelijkse gesprekken en ontmoetingen bevatten deze dialoog. Als cursisten deze mini-dialoog vlot en automatisch kunnen reproduceren geeft het hen zelfvertrouwen om te durven communiceren. 

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Leer deze mini-dialoog aan aan de cursisten (bv. via koorspreken, daarna oefenen in duo’s).
  • Geef cursisten de opdracht om de mini-dialoog buiten de klas te gebruiken.
  • Faseer eventueel het uitvoeren van de mini-dialoog buiten de klas. Eerst met de klas naar de ingang van het gebouw gaan en mensen begroeten met de mini-dialoog, daarna individueel, maar wel nog in het gebouw waar je cursisten les volgen en tenslotte individueel thuis. 
  • Neem nadien zeker de tijd om terug te koppelen. Je kan cursisten in groepjes naar elkaars opname laten luisteren. Je kan cursisten ook uitnodigen om plaats te nemen in een hoek van de klas. Hoek 1 is voor de cursisten die de opdracht buiten de klas maakten. Hoe was het? Was het moeilijk? Leuk? Hoek 2 is voor de cursisten die de opdracht niet maakten. Waarom heb je het niet gedaan? Wat kan jou helpen om het de volgende keer wel te doen? Dit gesprek kan ook in een contacttaal. 

Werken met audio-opnames

  • Zorg ervoor dat cursisten voldoende voorbeelden horen van de dialoog die ze zelf goed moeten kunnen. Je kan zelf een opname maken of deze opname gebruiken. 
  • Moedig cursisten aan om zelf opnames te maken, in de klas, maar ook van hun dialoogje buiten de klas. 
  • Je kan met je klas een WhatsApp-groep maken en als lesgever spraakopnames posten als voorbeeld voor de cursisten.
  • Maak je liever geen WhatsApp-groep? Laat je opnames van voorbeeldgesprekken klassikaal beluisteren. Laat cursisten ook zelf spraakopnames maken met hun smartphone die ze daarna aan een collega-cursist laten horen. 
  • Geef klassikale feedback op de meest gemaakte fouten. 

Tip

Laat cursisten vooraf nadenken met wie ze de mini-dialoog gaan voeren. Dat verhoogt de kans dat ze het ook effectief gaan doen. Dit mag in deze fase nog met hun partner, vriend of familie zijn die geen Nederlands spreekt.

Fase 2: survival kit (startzinnen introduceren)

  • Hoe zeg je dat in het Nederlands? 
  • Wablief?
  • Kan je dat herhalen? 
  • Wat betekent dat? 
  • Wacht even
  • Mag ik iets vragen? 

Waarom hierop oefenen?

Deze startzinnen zijn onmisbaar bij het spreken van een nieuwe taal. Het is een survival-kit of EHBO wanneer cursisten vastlopen, want het brengt de communicatie weer op gang. Daarom noemen we ze startzinnen, omdat ze het gesprek kunnen herstarten. Als cursisten deze zinnen gemakkelijk en automatisch gebruiken, lijken ze ook vlotte sprekers.

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Leer de startzinnen aan aan je cursisten.
  • Geef cursisten de opdracht om een opname te maken van een aantal startzinnen. 
  • Geef cursisten de opdracht om een startzin te gebruiken in een echt gesprek dat ze buiten de klas voeren, ook al verloopt dit gesprek niet in het Nederlands. Ze switchen dus één keer naar het Nederlands om een startzin te gebruiken. 
  • Koppel nadien terug op de opdracht. Je kan bijvoorbeeld drie verschillende smileys verspreid in de klas leggen. Laat cursisten aan de opdracht denken en vervolgens een smiley kiezen. Ga erover in gesprek. Dit kan in een contacttaal. 

Audio-opname

  • Zorg ervoor dat cursisten genoeg voorbeelden horen van de dialoogjes die ze moeten kunnen. Maak zelf opnames of gebruik deze opname of deze.

Werkvormen om startzinnen in te oefenen

Train regelmatig expliciet op deze startzinnen, zodat cursisten ze echt vlot kunnen gebruiken

Tip

Het helpt om de startzinnen voor de cursisten op een knaloranje blad te kopiëren en dit in het begin van elke les op hun tafel te plakken met behangerstape. Wanneer ze je in het Frans of Engels vragen om verduidelijking (Comment ditI don’t understandQu’est-ce que ça signifie?) wijs je naar het oranje blad.

Fase 3: connecteren via typische reacties

  • Da’s tof
  • Doe maar rustig
  • Graag gedaan
  • Smakelijk
  • t Is niks
  • Gezondheid
  • Lukt het?
  • Geniet ervan


Waarom hierop oefenen?

Wanneer cursisten deze typische reacties vlot en automatisch gebruiken, lijken ze vlotte sprekers. Het geeft cursisten zelfvertrouwen om gesprekken aan te gaan en verlaagt de spreekangst. De bedoeling is dat deze reacties hapklaar uit de mond van de cursist rollen wanneer zich een situatie voordoet. 

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Veel voorkomende reacties aanleren aan je cursisten. 
  • Cursisten de opdracht geven om een opname te maken van een aantal reacties.
  • Cursisten de opdracht geven om een reactie te gebruiken in een echt gesprek dat ze buiten de klas voeren, ook al verloopt dit gesprek niet in het Nederlands. Ze switchen dus één keer naar het Nederlands om een reactie te gebruiken.
  • Koppel nadien terug op de opdracht.

Werkvormen om typische reacties in te oefenen

Audio-opname

  • Zorg ervoor dat cursisten voldoende voorbeelden horen van de typische reacties in een gesprek. 
  • Je kan zelf een aantal opnames maken.
  • Of deze gebruiken (doe maar rustig)
  • Of deze (geniet ervan)
  • Of deze (graag gedaan en slaapwel)

Fase 4: spion (luisterdurf)

  • ahvolehakyekalejleyaevdoMAARbdjdhduhaauhsnksaAMAI
  • hsiushgaoiugdfdGAAThskshskhTHUIS
  • nshgsjhgsVEELdgjdgjgdjhgs


Waarom hierop oefenen?

Naast spreekdurf wordt er in het beste geval ook gewerkt aan luisterdurf. Een moedertaalspreker bindt constant woorden. Het is een belangrijk onderdeel van een taal leren om in die woordenbrij toch stukjes te herkennen. In het begin kan een cursist misschien niets verstaan, maar geleidelijk aan meer en meer. Het herkennen van woorden in échte gesprekken geeft cursisten een zalig gevoel én werkt motiverend.

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Laat cursisten luisteren naar een opname van een gewoon gesprek dat jij had met een collega, een vriend … Of gebruik deze opname.
  • Geef cursisten de opdracht om zoveel mogelijk losse woorden te begrijpen. Ze hoeven dus niet het gesprek of de context te begrijpen. 
  • Variatie: je kan cursisten ook vragen om een emotie te herkennen, een klank, een vraagintonatie. 
  • Geef cursisten de opdracht om nu ook buiten de klas naar een aantal gesprekken te luisteren en de woorden die ze hoorden te noteren. 
  • Koppel nadien terug op de opdracht. 

Tip

Overloop zeker met je cursisten waar ze overal Nederlands kunnen horen in Brussel.

Fase 5: Niet blokkeren, maar communiceren

  • startzinnen
  • internationale woorden
  • lichaamstaal
  • bijvoorbeeld
  • kort en simpel beschrijven
  • typische reacties
  • switchen tussen talen
  • vragen stellen
  • de vraag herhalen in het antwoord
  • foto’s of vertaalapp

Waarom hierop oefenen?

Spreekstrategieën zijn trucjes die een cursist bewust kan inzetten wanneer die blokkeert. Door bewust en expliciet te trainen op spreekstrategieën in de klas krijgen cursisten meer zelfredzaamheid en dus ook meer zelfvertrouwen buiten de klas. 

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Spreekstrategieën benoemen voor je cursisten. Geef ook dit mee: Het is oké dat ik fouten maak en struikel als ik Nederlands praat’ (mindset) en Ik heb trucjes die ik kan gebruiken wanneer dit gebeurt’.
  • Spreekstrategieën aanleren aan je cursisten. 
  • Cursisten de opdracht geven om iemand kort te interviewen. Is er een probleem tijdens het interview? Dan gebruiken ze de spreekstrategieën. 
  • Je kan dit gefaseerd aanpakken: eerst iemand in de klas interviewen, daarna iemand in het gebouw waar de cursisten les volgen, vervolgens een extra muros waarbij cursisten iemand interviewen en tenslotte iemand interviewen thuis. 
  • Koppel nadien terug op de opdracht. Je kan bijvoorbeeld vragen aan cursisten om 1 minuut hun ogen te sluiten. Stel ondertussen een aantal vragen waarover cursisten mogen nadenken.
    Met wie heb je gesproken? Wat heb je gezegd? Ben je goed begonnen? Hoe heb je het gesprek beëindigd?
    Wat heb je gevoeld? Wat heb je gedacht? Na die minuut vraag je hen om erover te praten met een collega-cursist. Je kan hen dit gesprekje ook laten voeren in een contacttaal.

Hoe kan ik de spreekstrategieën aanleren? 

  • Het is een meerwaarde om het aanbrengen en inoefenen van deze strategieën te spreiden over meerdere lessen onder het motto: Weg met stress, een kwartier spreekdurf per les.’ 
  • Sommige spreekstrategieën zijn heel evident en hebben niet veel uitleg nodig. Het gaat erom dat je je cursisten bewust maakt van de schatten die ze kunnen inzetten en die ze altijd bij zich hebben. 
  • Het is de bedoeling dat cursisten deze spreekstrategieën automatisch en snel kunnen gebruiken. Wanneer cursisten tijdens de les een of andere spreekstrategie inzetten (al dan niet bewust), benoem deze dan heel expliciet en feliciteer de cursist ervoor.
  • Gebruik werkvormen waarbij je cursisten gesprekken laat voeren en expliciet maakt dat de focus ligt op communicatie én het gebruiken van strategieën. 
  • Hier enkele werkvormen die je daarvoor kan inzetten: 

- een woordenwolk waar cursisten elkaar vragen moeten stellen (voor 1.1 en 1.2)

- een woordenwolk waar cursisten elkaar vragen moeten stellen (vanaf 2.1)

- dilemma’s

- bekende personen raden

- fantasie jij bent niet jij

- conversatietafel

- probleemsituaties


Tien spreekstrategieën: aanpak 

Startzinnen

Cursisten moeten deze zinnen automatisch en zonder nadenken kunnen gebruiken. Bij fase 2 geven we je suggesties over hoe je dit kan aanpakken. 

Internationale woorden

Maak de cursisten ervan bewust dat er heel veel internationale woorden zijn in het Nederlands. En dat ze dus woorden uit het Engels of Frans gemakkelijk kunnen omvormen tot Nederlands. Laat hen 5 minuten klassikaal zo’n woorden zoeken.

Lichaamstaal

Met hun hoofd kennen cursisten soms 1000 woorden, maar met hun lichaam kennen ze er nog veel meer. Maak cursisten hiervan bewust. Door een paar woorden uit te beelden waarvan cursisten het woord al dan niet in het Nederlands kennen: koud, warm, een beetje, nu, vroeger, evenwicht, schaatsen …

Bijvoorbeeld

Een voorbeeld maakt heel snel iets duidelijk en helder, ook als je met fouten spreekt qua vormcorrectheid of uitspraak. Mogelijke werkvorm:

Doel: inslijpen van taalhandelingen Bijvoorbeeld’ en Begrijp je wat ik bedoel?’

Schrijf onderstaande vaste dialoog op het bord. Leg uit dat de cursisten deze dialoog exact moeten kopiëren, elke keer met een andere categorie.

Ik hou van groenten (= een categorie zoals groenten, fruit, auto’s, muziek, drank, film, desserten, reizen, talen, landen, kleren, meubels, activiteiten, kleuren … )

Begrijp je wat ik bedoel?

NEE!

Bijvoorbeeld: komkommer, tomaten, sla …

Begrijp je NU wat ik bedoel?

JA!”

Kort en simpel beschrijven

Cursisten bewust maken van het feit dat ze met hun basiswoordenschat al heel veel andere woorden die ze nog niet kennen kunnen uitleggen. Dus: creatief zijn met wat je al kan en kent.

Mogelijke werkvorm: kopieer een beeldwoordenboek van producten uit de (super)markt (zie bv. werkboek Zo gezegd 1.1 en 1.2). Doe een demo in de klas. De lesgever beschrijft een product van het blad. De cursisten moeten raden over welk product het gaat. Cursisten zitten daarna per twee of drie samen en beschrijven elk om beurt een woord uit het beeldwoordenboek. De andere cursisten raden over welk product het gaat. De cursist die beschrijft, gebruikt idealiter de 5 voorgaande spreekstrategieën. De lesgever loopt rond en helpt waar nodig. Reik een spreekstrategie aan wanneer een cursist vastloopt of benoem de spreekstrategie telkens een cursist die goed gebruikt. Help nooit met woordenschat. Enkel met spreekstrategieën.

Typische reacties

Cursisten moeten deze reacties heel vlot kunnen gebruiken. Bij fase 3 geven we je suggesties hoe je dit kan aanpakken. 

Switchen tussen talen

Maak cursisten ervan bewust dat het normaal is dat ze in de eerste modules nog niet alle gesprekken in het Nederlands kunnen voeren. Het is daarom oké om soms het gesprek even verder te zetten in een andere taal. Maak wel duidelijk hoe ze terug moeten overschakelen naar het Nederlands voor die gesprekken die ze wel al kunnen in het Nederlands. Dit is moeilijk voor mij (gesprek schakelt over naar een contacttaal) begrijp je wat ik bedoel? Of Ik hou van travel, begrijp je wat ik bedoel? Een ander voorbeeld daarvan is wanneer cursisten in het Nederlands kunnen vragen: Hoe zeg je x in het Nederlands?

Vragen stellen

Om de communicatie gaande te houden, wat we met alle spreekstrategieën willen bereiken, is het interessant om ook regelmatig te oefenen op vragen stellen. We stellen als lesgever veel vragen, maar vergeten soms om ook cursisten te trainen op vragen stellen. Een mogelijke werkvorm is woordenwolken. Cursisten krijgen alleen of per twee een blad met een woordenwolk op van een 5‑tal woorden. Ze maken er in totaal 10 vragen over. De lesgever checkt snel of de vragen min of meer kloppen. Daarna interviewen de cursisten elkaar met deze vragen. De lesgever helpt niet. Lopen ze vast? Dan is dit een ideale kans om de spreekstrategieën te gebruiken.

De vraag herhalen in het antwoord

Om tijd te winnen om na te denken over een mogelijk antwoord en om te laten zien dat de cursist het Nederlands wel degelijk begrepen heeft, maar gewoon wat extra tijd nodig heeft is de vraag herhalen in het antwoord ook een goed trucje om de communicatie gaande te houden en geen ongemakkelijke stilte te laten vallen. Oefen dit met je cursisten door elke cursist een heel eenvoudige vraag te stellen, waarop die zo theatraal mogelijk moet reageren met de vraag te herhalen. Je kan ook heel de klasgroep samen laten reageren.

Lesgever: Wat is je favoriete kleur?’

Cursist/​klas: Wat is mijn favoriete kleur?’.

Foto of vertaal-app

Uiteraard is een foto tonen of af en toe een vertaal-app inzetten zeker ook oké wanneer een cursist zich buiten de klas wil duidelijk maken. Het is een aanvulling op de vorige 9 spreekstrategieën. Toch zijn die 9 andere spreekstrategieën heel waardevol voor de vlotheid van het gesprek.

Fase 6: en nu in de realiteit!

  • Excuseer, mag ik iets vragen? 
  • Kan ik hier yoga-les volgen? 
  • Is er nog plaats? 
  • Hoeveel kost het? 
  • Bedankt hé

Waarom hierop oefenen?

Het Huis van het Nederlands (2023) voerde een uitgebreid onderzoek naar de motivatie van Brusselse taalleerders. Waarom leren ze Nederlands? Wat verwachten ze? Worden hun verwachtingen waargemaakt? Daaruit blijkt dat veel Brusselse NT2-leerders een hobbelig parcours volgen, velen haken af en dat heeft veel te maken met één grote ontgoocheling: het uitblijven van reële kansen om het Nederlands te gebruiken. En dat terwijl betere contacten deel uitmaken van de grote verwachtingen van startende cursisten. Kennismaken met Nederlandstaligen is soms zelf de concrete aanleiding om effectief te starten met Nederlands. Daarom werkt dit portfolio geleidelijk aan toe naar een opdracht waar cursisten echt zelf op zoek gaan naar een plek waar ze Nederlands gebruiken. 

Wat moet ik doen in deze fase? 

  • Laat cursisten nadenken over een activiteit die ze graag in het Nederlands willen doen. 
  • Help cursisten om dit concreet te maken. 
  • Toon je cursisten dit instructiefilmpje over de website Nederlandsoefeneninbrussel​.be
  • Vindt je cursist zelf geen plaats of activiteit waar die Nederlands kan gebruiken? Raadpleeg dan deze lijst (reële spreekkansen in Brussel, opgelijst per gemeente) en help je cursist op weg. 
  • Laat cursisten zelf bedenken welke woorden en frequente zinnen ze nodig hebben in die situatie. 
  • Moedig cursisten aan om dit samen te oefenen met een collega-cursist. 
  • Neem na de opdracht zeker de tijd om terug te koppelen. Geef je cursisten bijvoorbeeld twee post-it’s. Vraag hen om op 1 post-it de vraag Wat was leuk? of Wat ging goed? te noteren. Op de andere post-it noteren cursisten Wat was minder leuk? Of Wat kan beter?. Nodig cursisten uit om enkele gedachten te noteren als antwoord op die vragen. Daarna laat je cursisten uitwisselen in groepjes. Je kan dit doen in een contacttaal. Daarna koppel je klassikaal terug in het Nederlands. 

Tip

Als iedereen concreet heeft gemaakt welke opdracht hij zal ondernemen, stelt de lesgever deze vraag: Heb je je zin om deze opdracht nu in de realiteit te doen? De cursisten applaudisseren voor zichzelf op een manier waarop ze zichzelf inschatten. Hebben ze veel zin en spreekdurf? Dan klappen de cursisten hard. Zijn ze nog onzeker of niet overtuigd? Die cursisten mogen dan stilletjes klappen. Deze werkvorm zorgt voor een fijne sfeer in de klas en brengt op een andere manier de opdracht nog eens onder de aandacht. 

Fase 7: Feedback

  • Wat gaat goed? 
  • Wat kan beter? 
  • Wat vind je leuk? 
  • Wat vind je moeilijk? 
  • Wat heb je geleerd? 

Feedback op het volledige portfolio

Koppel terug op het volledige portfolio:

  • Vraag cursisten om concreet te maken wat ze na de module willen blijven doen. 
  • Laat cursisten in groepjes in gesprek gaan over het spreekportfolio. Dat mag in een contacttaal. Je kan daarvoor een dobbelsteen gebruiken en hen laten praten over 6 vragen:
  • Wat vind je goed aan het portfolio? (1) Wat vind je niet leuk aan het portfolio? (2) Welke spreekactiviteiten wil je meer doen? (3) Wat was jouw beste moment van het spreekportfolio? (4) Wat vind je moeilijk aan het spreekportfolio? (5) Wat ga je zeker nog doen na deze module? (6)

Praat over het spreekportfolio tijdens de mondelinge eindevaluatie

Voor een 1.1 en 1.2 kan je deze vragen stellen: Waar heb je Nederlands gesproken? Met wie heb je Nederlands gesproken? Met wie ga je nog Nederlands spreken na deze module? Was het tof? Was het moeilijk? Was het interessant? Waarom?

Voor een 2.1 kan je ook nog vragen: Welke activiteiten heb je gedaan buiten de klas? Hoe was dat? Ga je het nog doen?