Fase 5: niet blokkeren, communiceren
- startzinnen
- internationale woorden
- lichaamstaal
- bijvoorbeeld
- kort en simpel beschrijven
- typische reacties
- switchen tussen talen
- vragen stellen
- de vraag herhalen in het antwoord
- foto's of een vertaalapp
Waarom hierop oefenen?
Spreekstrategieën zijn trucjes die een cursist bewust kan inzetten wanneer die blokkeert. Door bewust en expliciet te trainen op spreekstrategieën in de klas krijgen cursisten meer zelfredzaamheid en dus ook meer zelfvertrouwen buiten de klas.
Wat moet ik doen in deze fase?
- Benoem spreekstrategieën voor je cursisten. Geef ook dit mee: “Het is oké dat ik fouten maak en struikel als ik Nederlands praat” (mindset) en “Ik heb trucjes die ik kan gebruiken wanneer dit gebeurt”.
- Leer je cursisten spreekstrategieën aan.
- Geef je cursisten de opdracht om iemand kort te interviewen. Is er een probleem tijdens het interview? Dan gebruiken ze de spreekstrategieën. Je kan dit gefaseerd aanpakken:
- Eerst iemand in de klas interviewen.
- Daarna iemand interviewen in het gebouw waar de cursisten les volgen.
- Vervolgens een extra muros waarbij cursisten iemand interviewen en tenslotte iemand interviewen thuis.
- Koppel nadien de opdracht terug:. Je kan bijvoorbeeld vragen aan cursisten om 1 minuut hun ogen te sluiten. Stel ondertussen een aantal vragen waarover cursisten mogen nadenken.
Met wie heb je gesproken? Wat heb je gezegd? Ben je goed begonnen? Hoe heb je het gesprek beëindigd?
Wat heb je gevoeld? Wat heb je gedacht? Na die minuut vraag je hen om erover te praten met een collega-cursist. Je kan hen dit gesprekje ook laten voeren in een contacttaal.
Hoe kan ik de spreekstrategieën aanleren?
- Het is een meerwaarde om het aanbrengen en inoefenen van deze strategieën te spreiden over meerdere lessen onder het motto: ‘Weg met stress, een kwartier spreekdurf per les.’
- Sommige spreekstrategieën zijn heel evident en hebben niet veel uitleg nodig. Het gaat erom dat je je cursisten bewust maakt van de schatten die ze kunnen inzetten en die ze altijd bij zich hebben.
- Het is de bedoeling dat cursisten deze spreekstrategieën automatisch en snel kunnen gebruiken. Wanneer cursisten tijdens de les een of andere spreekstrategie inzetten (al dan niet bewust), benoem deze dan heel expliciet en feliciteer de cursist ervoor.
- Gebruik werkvormen waarbij je cursisten gesprekken laat voeren en expliciet maakt dat de focus ligt op communicatie én het gebruiken van strategieën.
- Hier enkele werkvormen die je daarvoor kan inzetten:
- een woordenwolk waar cursisten elkaar vragen moeten stellen (voor 1.1 en 1.2)
- een woordenwolk waar cursisten elkaar vragen moeten stellen (vanaf 2.1)
Tien spreekstrategieën: aanpak
Startzinnen Cursisten moeten deze zinnen automatisch en zonder nadenken kunnen gebruiken. Bij fase 2 geven we je suggesties over hoe je dit kan aanpakken. Internationale woorden Maak de cursisten ervan bewust dat er heel veel internationale woorden zijn in het Nederlands. En dat ze dus woorden uit het Engels of Frans gemakkelijk kunnen omvormen tot Nederlands. Laat hen 5 minuten klassikaal zo’n woorden zoeken. Lichaamstaal Met hun hoofd kennen cursisten soms 1000 woorden, maar met hun lichaam kennen ze er nog veel meer. Maak cursisten hiervan bewust. Door een paar woorden uit te beelden waarvan cursisten het woord al dan niet in het Nederlands kennen: koud, warm, een beetje, nu, vroeger, evenwicht, schaatsen, … Bijvoorbeeld Een voorbeeld maakt heel snel iets duidelijk en helder, ook als je met fouten spreekt qua vormcorrectheid of uitspraak. Mogelijke werkvorm: Doel: inslijpen van taalhandelingen ‘Bijvoorbeeld’ en ‘Begrijp je wat ik bedoel?’ Schrijf onderstaande vaste dialoog op het bord. Leg uit dat de cursisten deze dialoog exact moeten kopiëren, elke keer met een andere categorie. “Ik hou van groenten (= een categorie zoals groenten, fruit, auto’s, muziek, drank, film, desserten, reizen, talen, landen, kleren, meubels, activiteiten, kleuren …) Begrijp je wat ik bedoel? NEE! Bijvoorbeeld: komkommer, tomaten, sla … Begrijp je NU wat ik bedoel? JA!” Kort en simpel beschrijven Cursisten bewust maken van het feit dat ze met hun basiswoordenschat al heel veel andere woorden die ze nog niet kennen kunnen uitleggen. Dus: creatief zijn met wat je al kan en kent. Mogelijke werkvorm: kopieer een beeldwoordenboek van producten uit de (super)markt (zie bv. werkboek Zo gezegd 1.1 en 1.2). Doe een demo in de klas. De lesgever beschrijft een product van het blad. De cursisten moeten raden over welk product het gaat. Cursisten zitten daarna per twee of drie samen en beschrijven elk om beurt een woord uit het beeldwoordenboek. De andere cursisten raden over welk product het gaat. De cursist die beschrijft, gebruikt idealiter de 5 voorgaande spreekstrategieën. De lesgever loopt rond en helpt waar nodig. Reik een spreekstrategie aan wanneer een cursist vastloopt of benoem de spreekstrategie telkens een cursist die goed gebruikt. Help nooit met woordenschat. Enkel met spreekstrategieën. Typische reacties Cursisten moeten deze reacties heel vlot kunnen gebruiken. Bij fase 3 geven we je suggesties hoe je dit kan aanpakken. Switchen tussen talen Maak cursisten ervan bewust dat het normaal is dat ze in de eerste modules nog niet alle gesprekken in het Nederlands kunnen voeren. Het is daarom oké om soms het gesprek even verder te zetten in een andere taal. Maak wel duidelijk hoe ze terug moeten overschakelen naar het Nederlands voor die gesprekken die ze wel al kunnen in het Nederlands. Dit is moeilijk voor mij (gesprek schakelt over naar een contacttaal) begrijp je wat ik bedoel? Of Ik hou van travel, begrijp je wat ik bedoel? Een ander voorbeeld daarvan is wanneer cursisten in het Nederlands kunnen vragen: Hoe zeg je x in het Nederlands? Vragen stellen Om de communicatie gaande te houden, wat we met alle spreekstrategieën willen bereiken, is het interessant om ook regelmatig te oefenen op vragen stellen. We stellen als lesgever veel vragen, maar vergeten soms om ook cursisten te trainen op vragen stellen. Een mogelijke werkvorm is woordenwolken. Cursisten krijgen alleen of per twee een blad met een woordenwolk op van een 5-tal woorden. Ze maken er in totaal 10 vragen over. De lesgever checkt snel of de vragen min of meer kloppen. Daarna interviewen de cursisten elkaar met deze vragen. De lesgever helpt niet. Lopen ze vast? Dan is dit een ideale kans om de spreekstrategieën te gebruiken. De vraag herhalen in het antwoord Om tijd te winnen om na te denken over een mogelijk antwoord en om te laten zien dat de cursist het Nederlands wel degelijk begrepen heeft, maar gewoon wat extra tijd nodig heeft is de vraag herhalen in het antwoord ook een goed trucje om de communicatie gaande te houden en geen ongemakkelijke stilte te laten vallen. Oefen dit met je cursisten door elke cursist een heel eenvoudige vraag te stellen, waarop die zo theatraal mogelijk moet reageren met de vraag te herhalen. Je kan ook heel de klasgroep samen laten reageren. Lesgever: ‘Wat is je favoriete kleur?’ Cursist/klas: ‘Wat is mijn favoriete kleur?’. Foto of vertaal-app |